Wanneer je aan het sporten bent, verlies je met je zweet een aantal belangrijke lichaamsstoffen. Van sommige daarvan zweet je slechts kleine hoeveelheden uit, en hier hoef je je dan ook niet erg druk om te maken. Er zijn echter ook een aantal mineralen waarvan je relatief veel meer verliest wanneer je je inspant. Een tekort kan je prestaties ernstig verminderen, en het maakt het sporten in ieder geval een stuk minder aangenaam. Waar moet je vooral op letten?
Magnesium
Magnesium is een mineraal dat zorgt voor de samentrekking van spieren en voor de energieproductie. Twee essentiële processen bij het sporten, kortom. Als je een magnesiumtekort oploopt, kun je je dan ook erg duizelig en slapjes gaan voelen. Sportdrankjes willen wel eens helpen, maar wie bovengemiddeld veel magnesium uitscheidt, blijft alsnog met een tekort zitten. Voedingsmiddelen die dit mineraal bevatten zijn volkoren granen, noten en groene groenten. Ook in pure chocola zit magnesium.
Calcium
Calcium is ook van belang voor de spiersamentrekkingen, en daarnaast speelt het een essentiële rol bij het prikkelen van de zenuwen. Verlies je er te veel van – en dat gaat relatief snel wanneer je echt intensief bezig bent – dan kun je last krijgen van kramp en stijfheid. Gelukkig is het een stof waar je vrij makkelijk veel van binnen kunt krijgen: het zit bijvoorbeeld in grote mate in zuivelproducten. Ook vlees en groenten (vooral broccoli) bevatten calcium.
Natrium
Natrium (ook wel keukenzout) is de belangrijkste stof die je verliest wanneer je zweet. Niet alleen zorgt het ervoor dat de zenuwen goed functioneren, het is ook nog eens cruciaal voor je vochtbalans. Heb je er te weinig van, dan kun je je slap en misselijk gaan voelen. Bovendien neem je achteraf moeilijker weer water op. Het goede nieuws is dat het heel eenvoudig binnen te krijgen is; alles waar zout in zit, helpt een tekort te voorkomen.
Overige mineralen
Andere materialen die je bij het sporten verliest, zijn vaak te verwaarlozen, omdat ze alleen in minimale hoeveelheden in je zweet zitten. De enige uitzonderingen vormen soms kalium en zink. Heb je het vermoeden dat je hiervan te weinig hebt, eet dan extra veel vis en zuivel; daarmee zou een tekort doorgaans opgelost moeten worden.